Door Henk Zuur
Eind jaren ‘90 werd duidelijk dat de Nederlandse vloot niet meer met alleen Nederlandse officieren zou kunnen worden bemand. Met het idee het aantal nationaliteiten aan boord te beperken, werd besloten een ‘tweede oorsprongsland’ aan te wijzen. Gezien de goede ervaringen met Filippijnse opvarenden en omdat er een groot potentieel van officieren is en de bevolking bovendien Engels spreekt, werden de Filippijnen aangewezen. In 2001 sloot Nederlandse overheid als eerste met dit land een overeenkomst voor de erkenning van STCW-vaarbevoegdheden en -certificaten, met daaraan gekoppeld een jaarlijks overleg tussen beide overheden over maritieme zaken. De KVNR zette het KVNR-PIT-programma op voor het exclusief opleiden van Filippijnse officieren voor de Nederlandse vloot. Vanaf het allereerste begin werd hierbij gebruik gemaakt van de expertise van het Scheepvaart en Transport College (STC) in Rotterdam, dat hiermee al ervaring had in onder meer Indonesië en Estland.
1000 stagiairs
Doel was op termijn structureel te voorzien in voldoende aanbod van Filippijnse officieren, die zijn opgeleid op een niveau dat vergelijkbaar is met het Nederlandse MBO-4 zeevaartonderwijs. Streven was jaarlijks circa 100 leerling-stuurlieden en evenveel leerling-werktuigkundigen te werven. Het aanbod ligt momenteel rond de 90 kandidaten per opleiding.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Wilt u onbeperkt lezen? Word abonnee en krijg toegang tot unieke maritieme vakinformatie waarmee u altijd up-to-date bent.
Bent u al abonnee?