Karel Kersten
Mooi bedrijf, wereldcrisis, bankroet. Jan Kersten heeft zijn sleepkempenaar niet uit de erfenis gefinancierd. De naam is vanaf de stapelloop (Gouda 1910) tot aan de sloop ongewijzigd gebleven. Voor de oorlog Antoon, na de oorlog Antoon. En Antoon heette mijn opa en mijn vaders jonggestorven kind van zijn eerste jonggestorven vrouw, mijn halfbroertje. En zijn tweede zoon uit zijn tweede huwelijk (met mijn moeder), die stierf nog voor de derde zoon werd geboren, en dié noemden ze toch weer Antoon, want lef kan mijn ouders niet worden ontzegd. Hij was na de oorlog mijn eerste broer aan het roer. Alsof de schipper naar zijn schip is vernoemd. Twee jongere broers volgden hem op als schipper, en de jongste, ik Schippersz., was hun matroosje.
Armoede
Zeven kinderen waren er aan boord, toen de crisis uitbrak. Ook de Kempenaar en haar opvarenden ontkwamen niet aan de wereldwijde malaise. Er was geen steun, er was geen werk, geen geld. Er was armoede. De schippers bevochten ieder schamel vrachtje op leven en dood. En het verdiende geld werd deels weer aan steekpenningen uitgegeven om een volgende vracht te winnen. Varen was eten. Een onmogelijke chaos, een jungle.
De regering maakte er een einde aan: in 1933 werd de Evenredige Vrachtverdeling van kracht. Het ladingaanbod werd eerlijk verdeeld. En dankzij die Evenredige Vrachtverdeling overleefde de Kempenaar de crisis. Het schip bleef uit de klauwen van de bank. De schipper bleef een kleine, zeer zelfstandige.
Tussen 1930 en 1936 werd de bevolking aan boord met vier vermeerderd. De dokter verloste de vrouw ‘op voorschot’: een vleesgeworden wissel op de toekomst.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Wilt u onbeperkt lezen? Word abonnee en krijg toegang tot unieke maritieme vakinformatie waarmee u altijd up-to-date bent.
Bent u al abonnee?