-
Walvisvaarder Siedse Harmenzon over zijn tijd op de Willem Barendsz
-
‘Een haringboer heeft ook geen medelijden met zijn haring’
-
De drijvende traankokerij heeft 24.000 baleinwalvissen klein gemaakt
-
Een walvis goed voor 90.000 pakjes margarine
Door Dick den Braber
In de haven van Amsterdam torende de Willem Barendsz in 1955 boven alles uit. Een indrukwekkend gezicht, vond de 18-jarige Siedse. Met die zeereus wilde hij wel op avontuur. Het fonkelnieuwe vaartuig zou op de Zuidelijke IJszee scheepsladingen walvissen gaan verzwelgen, geschoten door een tiental eromheen zwermende jagers.
Harmenzon droomde al veel langer van de zee. De Amsterdammer wilde in een machinekamer aan de slag. ‘Maar dat mocht pas vanaf je 18de.’
Dat juist het fabrieksschip Willem Barendsz hem hierbij trok, had nóg een reden. ‘Het klinkt nu misschien idioot, maar de walvisvaart was toen heel avontuurlijk, ver weg op de Zuidelijke IJszee. En je ging daar voedsel voor Nederland halen.’ De overheid wilde er de voedingsmarkt na de oorlog mee aanvullen: met de traan van één walvis vielen liefst 90.000 pakjes margarine te maken.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Wilt u onbeperkt lezen? Word abonnee en krijg toegang tot unieke maritieme vakinformatie waarmee u altijd up-to-date bent.
Bent u al abonnee?