-
Nederlandse Vissersbond pleit voor minister van Visserij
-
‘Alle pogingen zijn gestrand op één man: Johan Nooitgedagt’
Door Sander Klos
Dat was niet uit weelde, want voorlopers van de beurs Holland Fisheries Event bleken niet aantrekkelijk genoeg om flinke aantallen bedrijven naar Urk te trekken. Verbreding van de formule mocht niet baten.
Op de eerste beursmiddag, donderdag, zijn de brede gangpaden nog niet zo dicht bevolkt. Maar de ervaring leert, dat de visserlui uit Zeeland vrijdags verschijnen en de overigen meestal voor de zaterdag kiezen. Op de stands vinden zij bedrijven, die regelrecht interessant zijn. Leveranciers aan de visindustrie staan er nauwelijks.
Eigen minister
Er zijn ook nieuwkomers. Zo staat de Nederlandse Vissersbond er voor het eerst en vestigt voorzitter Johan Nooitgedagt onder meer de aandacht op de vis-app, die de bond op www.nlvis.nl aanbiedt. Een mengeling van recepten, filmpjes en tweets van vissers. ‘Wel een geselecteerde groep twitteraars’, zegt Nooitgedagt er voor de veiligheid bij.
De bond heeft, evenals honderden andere belangenorganisaties, een brief met wensen naar de politiek gestuurd. Daarin pleit zij voor een eigen minister, in plaats van een staatssecretaris. ‘Die geeft veel meer kracht. Producenten in de visserij en landbouw hebben te maken met een zee aan EU-regels, die ook nog eens om de haverklap verandert. In Brussel moet veel meer worden gestreden voor de belangen van de vissers. Zeker nu overheidsbezuinigingen zeer merkbaar zijn door de krimp in ambtenaren bij het ministerie van EL&I.
‘Nederland heeft de afgelopen jaren visserijkansen laten liggen door gebrek aan capaciteit en slagkracht op het departement. Een minister heeft meer invloed in het kabinet, maar ook in het buitenland, zoals in de Europese Raad van Visserijministers in Brussel.
‘Nu domineert het Verenigd Koninkrijk die raad met sterke ministers. De Engelse visserij is daardoor op alle dossiers in het voordeel. Engelse vissers hebben bijvoorbeeld geen problemen met een tekort aan zeedagen om hun quota op te vissen.’
Eén organisatie
Overigens kijkt Nooitgedagt ook naar de eigen rol. ‘Het ziet ernaar uit, dat het productschap Vis volgend jaar verdwijnt. Dus moeten we andere wegen zoeken voor onderzoek en promotie. De Nederlandse Vissersbond wilde 1 januari samen met VisNed graag één organisatie vormen om meer slagkracht te krijgen en schaalvoordelen te bereiken. VisNed heeft er enige tijd over gedacht, maar deed het toch maar niet. Mijn voorkeur gaat uit naar een centraal geleide organisatie als de Vissersbond, want in een federatie bouw je in feite tevoren conflicten in en dat is dus niet duurzaam.’
Die lezing wekt verontwaardigde bij Ben Daalder, oud-voorzitter van de Federatie van Visserijverenigingen. ‘Mensen van naam en faam hebben zich de afgelopen jaren met eenwording in de visserij beziggehouden en zij zullen bevestigen, dat al die pogingen zijn gestrand op één man: Johan Nooitgedagt. We zijn als sector gehalveerd, gedecimeerd en we worden tegen elkaar uitgespeeld. Maar dat VisNed geen samenwerking zou willen, dat klopt niet.’
Zijn opvolger Jaap Hennekeij wijst erop dat VisNed als federatie van zes producentenorganisaties prima draait, ‘al komen er af en toe wel veel verschillende argumenten ter tafel. Drie jaar geleden is in goed overleg de coöperatie visserijorganisatie opgericht als vehikel om tot intensievere samenwerking te komen. In februari is besloten twee speciale functionarissen aan te trekken, die zich gaan bezighouden met internationale contacten en duurzaamheid. We praten nu met een kandidaat voor het onderwerp duurzaamheid. Ik verwacht dat we eind dit jaar beide plekken hebben ingevuld.’
Ook hij bestrijdt de visie als zou VisNed dwarsliggen. ‘Wij zijn bereid VisNed op te heffen ten gunste van één sterke organisatie, maar vinden het belangrijk via de onderliggende producentenorganisaties dichtbij de vloot te blijven. In de praktijk blijken die in staat binnen enkele dagen hun leden te raadplegen en tot besluiten te komen. Maar goed, aangezien ieder vasthoudt aan een eigen structuur, is de nood blijkbaar nog niet hoog genoeg.’