Onder hen de echtgenote van ‘Herr Doktor Arens’, de voormalige directeur die de NPRC in de vorige eeuw ‘op de kaart zette’. De sfeer was goed. En ze waren er allemaal: de Vegters, de Polsen, de Kellers, de Vissers en de Botten en vele anderen. Een hechte familie, zowel letterlijk in veel gevallen, maar ook figuurlijk. Meeusen: ‘De NPRC is er voor en door schippers. Dat zal zo blijven. De noodzaak van onze coöperatie werd ook weer eens duidelijk tijdens de crisis, waar we nog een beetje in schijnen te zitten. Ik geloof in samenwerking. Met elkaar sta je sterk.’
Jaren tellen
De Smaragd I had de trossen nog niet losgegooid, of er brak een spannend moment aan: ‘Wie is het langst lid van onze club?’ Bij 15 jaar gingen nog praktisch alle vingers om hoog. Vervolgens werd de schare steeds kleiner bij 25, 30, 35, 40 en 45 jaar, tot er uiteindelijk twee overbleven bij meer dan 50 jaar: Herman Hulsman en Piet Vegter. Ze kregen een aandenken uit handen van Meeusen. Vervolgens ontstond toch nog wat gekrakeel: ‘Ja, zo kan ik het ook, de jaren als matroos bij je vader of als zetbaas meetellen. Nee, je moest je jaren tellen als zelfstandig schipper.’
In goeden doen
De stemming werd er niet minder om. Er was alle reden toe: het was een zonovergoten middag. En de meesten van de aanwezigen waren in goeden doen. Dubbele pret dus. Nieuwe ontmoetingen met ouwe getrouwen. Herinneringen kwamen als vanzelf boven: ‘Jouw broer heeft toch ook nog gevaren? Leeft-ie nog?’ ‘Blij dat ik m’n schip op tijd heb kunnen verkopen. Moet je nu komen, je raakt ze aan de straatstenen niet kwijt.’ ‘Ja, wij kregen nog zes ton, ik denk dat je er nu nog geen derde voor zou krijgen, als je het überhaupt al kwijtraakt.’ ‘Je kunt wel wat zeggen, maar de NPRC zorgde er in elk geval voor dat je altijd op tijd je geld kreeg.’
-
‘Is dat niet nog wat voor jou Gerrit, zo’n Chinees casco?’
En halverwege de Rietbaan tussen Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht, waar diverse gloednieuwe Chinese casco’s liggen te wachten op schijnbaar niemand: ‘Is dat niet nog wat voor jou, Gerrit? Jouw handen moeten nou toch wel gaan jeuken. Je schijnt ze weer voor een koopje te kunnen krijgen tegenwoordig.’
Rimpelloos bestaan
Jaap Keller uit Rotterdam haakt erop in. Hij voer tot 1998 op de Elwina K, die nu rondvaart als de Adriana uit Zwolle, een schip van 1000 ton. ‘Ik heb net op tijd verkocht. Gelukkig heb ik drie dochters, dus geen opvolgers. Als ik zonen had gehad, zat ik nu nog in de ellende. Nadat ik ben gestopt, heb ik nog vier jaar bij Veth Motoren in Papendrecht rondgelopen, als manusje van alles.’
Ook Herman Hulsman (1928) is blij dat hij op tijd zijn Betsy van 1245 ton heeft kunnen verkopen, nog net voor de nieuwbouwgolf. Hij ziet er nog gezond en fris uit, geen rimpeltje op zijn gezicht, wat ook geldt voor zijn vrouw, die wel wat jonger is. ‘We hebben altijd voor de NPRC gevaren, een rimpelloos bestaan. Doorgevaren tot 1999. We deden voornamelijk kolen, erts en veevoer. Ik had het goed naar m’n zin.’
Geen armoe
Piet Vegter, die ook meer dan een halve eeuw bij de NPRC was aangesloten, was schipper van de Jala. Dat is Arabisch voor ‘vooruit ‘, hoorden we later. En in Indonesië betekent het ‘God’. Maar voor ons was het gewoon de afkorting van mijn ouders: Jacoba en Lambertus. We hebben nooit armoe geleden en nog niet, we hebben het nog steeds goed. Ach, je was bij de NPRC of je was dat niet. Wij waren er tevreden mee, anders blijf je er niet zo lang. Met je vrouw heb je ook weleens wat en dan blijf je toch ook bij elkaar, tenminste wij…
Rentenieren
Loek Pols uit Zwijndrecht voer een kwart eeuw met zijn vrouw Wilma op de Astra. De eerste Astra was 720 ton, de tweede 900 ton, de derde 1700 ton. Die verkocht hij aan Jan Westerbeek, die hem doorverkocht aan Tonnie Vegter, die er nu mee rondvaart als de Antonie V. ‘Wij hebben wel progressie gezien, kun je stellen. Ik heb het schip goed verkocht.
-
‘Nooit armoe geleden en we hebben het nog steeds goed’
Na 25 jaar vond ik het welletjes en zijn we gaan rentenieren. Ik ben nu 66 en dat doen we al 13 jaar. Ik doe veel aan beleggen en dat gaat ook met ups and downs. En we zijn lid geworden van de roeivereniging van Barendrecht. We zijn allebei instructeur. Ik zit in het bestuur en regel het onderhoud. Dus we blijven varen, maar we verdienen ons geld met beleggen. De mooiste deal was een set aandelen van Petroplus. Eigenlijk een vergissing. De bank belde en ik zei ‘doe maar’. Bleek het voor 60.000 gulden te zijn, in plaats van voor 6000 gulden. Die waren binnen een week 20.000 gulden meer waard. Maar ik heb ook wel eens een zeperd gehad, met Ahold, die zakte van 60 euro naar 2,50 euro. Wat we verder doen, is verre reizen maken. Liefst zover mogelijk, naar China, Venezuela. We nemen het ervan. We hebben dat altijd gedaan, ook toen we nog voeren. Ik heb maar vijf nachten doorgevaren in al die jaren. En ik zorgde voor een goed pensioen, wat niet zo gebruikelijk was. We deden het rustig aan en dat is ons altijd goed bevallen. Maar wel op de centen letten: we kochten gasolie voor het hele jaar, als de prijs gunstig was.’