-
Schipperse Sandra de Jong vaart Kempenaar Orion in haar eentje
-
Ook invalkracht op Amsterdamse pont
‘Niet goed, eigenlijk’, antwoordt De Jong als we vragen hoe het ermee gaat. ‘Maar ja, iedereen loopt op zijn tandvlees.’ Minder werk, lagere prijzen en ‘gigahoge’ gasoliekosten; het maar al te bekende verhaal. De Jong vaart meestal veevoer van Amsterdam naar binnenlandse bestemmingen als Doetinchem, maar ligt al vier weken stil in haar thuishaven, de Oude Houthaven in Amsterdam. De redenen daarvoor zijn privé, want behalve met de crisis heeft De Jong te maken met een echtscheiding.
Invalkracht
In de stuurhut van de Orion hangt een uniformjas van de Amsterdamse veerdienst over de rugleuning van de stuurstoel. De Jong vertelt vanwege de crisis als invalkracht op de Amsterdamse veerponten te werken. Ze is niet de enige binnenschipper die dat werk ernaast doet. ‘Er zijn er ook die als rondvaartschipper hebben gesolliciteerd om de aflossing te kunnen betalen of brood op de plank te hebben’, vertelt De Jong. Ze begon op de veren in 2010. Toen was er veel werk, intussen heeft de veerdienst meer schippers in dienst genomen. Zwaar was het wel. ‘Als ik ’s avonds om 10 uur van een reis terugkwam, moest ik ’s ochtends al om zes uur op de pont werken. Ik was gebroken.’
In de roef zit dochter Devi naar tekenfilms te kijken; even later komt zoon Sven thuis van het gymnasium. Dat De Jong alleen vaart heeft niets met haar scheiding te maken; haar ex-man werkt aan de wal. De afgelopen zes jaar voer ze op de Orion met haar nicht Nel de Wit, die net als zij uit een schippersgezin komt. Maar enkele maanden geleden ging Nel haar eigen weg. ‘Ik mis het wel, dat samen varen. Het was hartstikke gezellig.’
De 55 meter lange Orion is een handzaam schip en qua varen is het alleenzijn geen probleem. ‘Ik kan wel aardig varen, dacht ik.’ Alleen bij het open- en dichtleggen van het ruim met de luikenwagen kan ze soms wat extra spierkracht gebruiken.
Geen vrouwenwerk
Hoe wordt er tegen een alleenvarende vrouwelijke schipper aangekeken in de binnenvaart? ‘Soms krijg je leuke reacties en soms niet. Dan zeggen ze dat het geen vrouwenwerk is. Ik denk dat sommige mannen zich een beetje bedreigd voelen. En soms kunnen ze het gewoon niet geloven. Ik maak het wel mee dat ik bij een fabriek kom lossen en dat ze vragen waar m’n man is. Als ik dan zeg dat die er niet is en ze het mij moeten doen, zeggen ze: haal hem nou maar even. Ze konden het ook niet geloven toen ik nog met Nel voer. Ik heb wel het gevoel dat ik me meer moet bewijzen. Ik moet er als vrouw zijnde harder aan trekken dan een man.’
Aan de andere kant zijn sommige mannelijke schippers niet te beroerd De Jong een handje te helpen. ‘Een schipper die voor mij lag te laden ging even op de palen liggen wachten en zei: kom straks maar langszij, dan help ik je met dichtleggen. Kijk, dat kan ik wel waarderen.’ Maar ze zijn niet allemaal even galant. ‘Van de winter lag ik voor de fabriek te hannesen met bevroren touwen. Stond daar zo’n jongetje dat net een schip had gekocht met z’n armen over elkaar toe te kijken. Gaat moeilijk, hè, zei hij. Ja, dat gaat moeilijk, maar steek dan je handen uit je mouwen! Kijk, ik heb het niet nodig en ik kreeg het wel zelf voor elkaar, maar als je daar als vent zijnde staat, zeg je toch: zal ik je even helpen? Maar dat zat er niet in.’
Toekomst
Wanneer De Jong aan de reis is zijn Sven en Devi bij hun vader op een woonschip in de Oude Houthaven. ‘Als ik terug ben zijn ze bij mij en in de vakantie varen ze mee.’
Zo gauw haar privéleven het toelaat, wil ze weer aan de reis gaan. ‘Varen vind ik hartstikke leuk, maar je moet ook aan de toekomst denken. Je moet wel geld overhouden, er moet geen geld bij, want daar schiet je niks mee op. Ik ben nu al een hele tijd aan het varen, maar ik ben er niet veel mee opgeschoten, helaas. Dat je er zo hard voor moet werken en er zo weinig voor krijgt, dat is wel jammer. Maar de vrijheid die je hebt en dat je overal komt, dat vind ik heel moeilijk om op te geven.’