Door Paul Schaap
Defensie wil de tien hulpschepen tijdig vervangen omdat hun inzet ook in de toekomst van belang is. De vervanging dient in de periode 2024-2034 plaats te vinden. Het plan om hulpvaartuigen te vervangen was al aangekondigd in de Defensienota 2018. Toen werden de vervangingsplannen als afzonderlijke projecten aangekondigd.
Nu gaat het volgens staatssecretaris Barbara Visser om één project met tien schepen met de titel ‘Vervanging hulpvaartuigen van het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK)’. Richtsnoer hierbij is dat de nieuw te bouwen schepen minimaal dertig jaar mee moeten kunnen. Uitgangspunt is verder dat wordt gekeken naar bestaande civiele scheepsontwerpen (off the shelf) met waar nodig militaire toevoegingen, zoals bijvoorbeeld bewapening. Dit moet volgens de staatssecretaris schaalvoordelen opleveren. Ook zal worden gekeken of bestaande taken over meerdere schepen kunnen worden verdeeld, zodat er mogelijk minder dan tien nieuwe vaartuigen nodig zijn.
Vervangingen
Het eerste vaartuig dat Defensie wil vervangen is de Van Kinsbergen, het opleidingsschip voor officieren en onderofficieren. Dit vaartuig met dubbele brug is in 1999 in dienst gesteld. Plan is om hiervoor een groter schip te laten bouwen met betere eigenschappen voor het varen op de Noordzee en met meer accommodatie voor op te leiden marinemensen.
De Van Kinsbergen moet in 2024 zijn vervangen. Twee jaar later volgt de vervanging van het torpedowerkschip Mercuur dat wordt ingezet bij het gereedstellingsproces van onderzeeboten. Het vaartuig functioneert hierbij als doelschip en oppikschip van oefentorpedo’s. Verder wordt het ingeschakeld bij reddingsoperaties. De Mercuur is met 1987 als bouwjaar het oudste schip van de tien te vervangen vaartuigen.
Vervolgens wil Defensie in 2026 en 2027 de vijf duikvaartuigen vervangen. Het betreft vier schepen van de Cerberus-klasse met 1992 als bouwjaar en één schip dat in 2009 van de landmacht is overgenomen en 1989 als bouwjaar heeft. De namen ervan zijn Cerberus, Argus, Nautilus, Hydra en Soemba. De duikvaartuigen worden ingezet voor het ruimen van explosieven in de kust- en binnenwateren, het uitvoeren van onderwateronderhoudswerk aan marineschepen en het geven van duikopleidingen.
Verder moet in 2031 het in het Caribisch gebied opererende transport- en ondersteuningsvaartuig Pelikaan worden vervangen. Aan dit in 2006 in dienst gesteld vaartuig wordt op dit moment bij de Damen-werven in Den Helder en Harlingen levensduurverlengend onderhoudswerk uitgevoerd.
Als laatste van de tien komen in 2033 en 2034 de twee hydrografische opnemingsvaartuigen Snellius en Luymes voor vervanging in aanmerking. Deze zusterschepen, respectievelijk in 2003 en 2004 in dienst gesteld, zet Defensie in voor het samenstellen en bijhouden van zeekaarten op het Nederlandse deel van de Noordzee en in het Caribisch gebied. Dit werk is nodig voor een veilige navigatie op de maritieme toegangsroutes.
Defensie wil daarnaast onderzoeken of de nieuwe hulpschepen zoveel mogelijk emissievrij kunnen varen. Eind 2021 of begin 2022 zal de Tweede Kamer verder worden ingelicht over de voortgang van het vervangingsproject, aldus staatssecretaris Barbara Visser.