Kielzog

‘Fier dat ik uit de binnenvaart kom’

Hubert Jansen (1952) valt even in op de 135-meter van zijn zoon. De Belg is met zekerheid de vierde schippersgeneratie in zijn familie, maar waarschijnlijk gaat die traditie nog veel verder terug. Hubert ging op zijn zestiende varen en heeft vier schepen gehad die allemaal Rosarium hebben geheten.

Hubert Jansen kijkt uit over de luikenkap van de Rosarium. ‘Ge zijt altijd op uw eigen eiland waar dat ge ook een beetje god van zijt.’ Foto Heere Heeresma jr.

De eerste was een 1000-tonner die hij van zijn moeder overnam nadat zijn vader op jonge leeftijd was overleden. In 2008 liet hij zijn laatste Rosarium bouwen (135 x 11,45 meter, 3768 ton, 2 x 1500 pk ABC) en in 2016 ging hij met pensioen. Zijn zoon Dirk is nu schipper-eigenaar van dit schip, maar Hubert valt incidenteel voor hem in. Sinds zijn pensionering is hij zich meer bewust geworden van de wereld waar hij uit komt.

‘Nu dat ik aan de wal ben, kom ik in contact met andere mensen en dan zie je dat het anders is. De binnenvaart is een kleine wereld met een eigen taal en eigen gewoontes. Veel ruimer denkend. Problemen altijd zelf moeten oplossen. Ge zijt altijd op uw eigen eiland, waar dat ge ook een beetje god van zijt. Ge moet zorgen dat ge in de gemeenschap meedraait, dat ge uw verdiensten haalt en aan uw verplichtingen kunt voldoen. Dat is een zware last, want wij zijn zelfstandig. Ik werk niet bij iemand van wie ik aan het eind van de maand sowieso mijn geld krijg. Dat maakt een groot verschil. Als ik zie waar ze aan de wal problemen over maken, dan denk ik: jongens, is het dàt? Moeten jullie daar zo over doen? Ge zegt dat niet, maar ge merkt wel dat er een enorm groot verschil is.’

Bedrijfszekerheid

Was het een goed idee om in 2008 een 135-meterschip te laten bouwen? ‘Och, toen nog wel. Toen wij juist klaar waren is de bankencrisis begonnen. Het zag er wel goed uit. Nu blijkt dat niet zo goed te zijn, we liggen iets minder in de markt. Van de andere kant, we hebben quasi alles dubbel, zoals twee motoren. Het is al eens geweest dat een motor uitviel en dan kunt ge toch nog verder met de andere motor. Dus qua bedrijfszekerheid vind ik het een goed ding.’

Hubert voer alle soorten droge lading; agroproducten, staalproducten, ertsen, kolen en containers. ‘We hebben 25 jaar op de Moezel gevaren vanaf Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen met kolen en erts naar Lotharingen, toen daar nog een staalindustrie was. En met ijzer of graanproducten weer naar beneden.’

Gelooft hij dat de kolen gaan verdwijnen? ‘Ze zeggen dat. Ze vinden het onderhand strafbaar als ge kolen laadt.’

Ziet Hubert andere ladingstromen voor kolen en staal terugkomen? ‘Het wordt allemaal minder. Als ge er echt diep over gaat nadenken, moet ge zorgen dat ge niet depressief wordt. De mensen willen niet meer werken. Het is een zonde als ge het woord olie in de mond neemt. Wat gaat het worden? Niemand weet het. Vergroening is allemaal goed en wel, maar de mensen moeten wel blijven leven en kunnen verdienen.’

Vervangen

Hubert en zijn vrouw zijn aan boord gekomen om hun zoon te vervangen. ‘We zijn op de Moezel aan boord gekomen. We hadden ijzererts in voor Dillingen. We hebben daar gelost en in Frankrijk gerst geladen voor Amsterdam. Die gerst was 2000 ton waar ze geen ander schip voor hadden, maar we hebben toch onze prijs gekregen.’

Mist hij het varen? ‘Missen is een groot woord. Ik heb een andere invulling aan mijn leven gegeven. Maar ik vind varen wel tof en ik ben fier dat ik uit deze wereld kom. Ik zit niet alle dagen te denken van dat ik aan boord moet zijn, verre van. We wonen tof en ik heb mijn bezigheden thuis.’

Zou hij jonge mensen nog adviseren om in de binnenvaart te gaan? ‘Goh, da’s een moeilijke. Het heeft altijd nog wel iets. Als ge om kunt met het vlugge veranderen, dat ge ’s ochtends denkt te gaan lossen en dat verandert dan, als ge met dat soort dingen om kunt, waarom niet?’