Scheepsmotoren Event

Praktijkproef moet vragen over FAME beantwoorden

Acht schepen gaan onder toezicht van TNO een jaar lang varen op verschillende FAME-blends. Deze biobrandstof wordt gezien als belangrijke verduurzamingsmogelijkheid voor de binnenvaart. Maar het product heeft een slecht imago. Het zou motorproblemen veroorzaken. Het TNO-onderzoek moet daarin verandering brengen.

Tanker Vlissingen van de VT Group was al eens negen maanden hoofdrolspeler in een pilot over Fame. Foto VT Group

Jesse de Boer houdt zich als scientist innovator bij TNO onder meer bezig met biobrandstoffen. Tijdens het Scheepsmotoren Event op 26 september zal hij vertellen over de praktijkproef met FAME-blends voor de binnenvaart, waar hij als coördinator bij is betrokken. Dat onderzoek in opdracht van Infrastructuur en Waterstaat moet inzichtelijk maken in welke samenstellingen en onder welke omstandigheden deze biodiesel het beste werkt op binnenvaartschepen.

‘TNO zet in op verduurzaming van transport en voor de binnenvaart is biobrandstof daar een belangrijk aspect van’, legt De Boer uit. ‘FAME kan, als goedkopere biobrandstof dan bijvoorbeeld HVO, een voorname rol spelen in de verduurzaming van de binnenvaart. Zeker met blends waarin meer dan 7% wordt bijgemengd. Tegelijk spelen er nog veel vragen omtrent FAME en we moeten dus goed onderzoeken hoe je er in de praktijk het beste mee kunt omgaan.’

Brandstofleveranciers

Het onderzoek richt zich daarom vooral op het varen op hogere blends FAME. Mochten hierbij problemen ontstaan, dan wordt van de onderzoekers verwacht dat ze ook oplossingen bedenken.

Bij het onderzoek zijn niet alleen acht schepen betrokken maar ook drie brandstofleveranciers: FincoEnergies, Catom en Den Hartog. Naast diverse van hun eigen tankschepen doen er ook een aantal van de VT Groep mee aan de proef. ‘Telkens als deze schepen bunkeren wordt een monitoringsformulier ingevuld. Zo verzamelen we informatie over parameters die voor ons onderzoek van belang zijn’, vertelt Boer. Voorbeelden van die parameters zijn de olieverversingstermijn, de draaiuren van de motoren, de gebunkerde volumes en de frequenties waarmee filters moeten worden vervangen.

‘Aanvullend worden visuele inspecties gedaan, onder meer van brandstoffilters, om na te gaan of  sprake is van aanslag of vervuiling. Daarnaast voeren externe partijen regelmatig brandstofanalyses uit. Wij verzamelen al die gegevens om ze vervolgens te kunnen analyseren’, aldus De Boer.

Seizoensinvloeden

Het is volgens De Boer nu nog te vroeg om iets over de uitkomsten te zeggen. Het project duurt een jaar, zodat alle vier seizoenen er met hun eigen invloeden op het gebruik van de FAME-blends in worden meegenomen. Naar verwachting kunnen de resultaten eind 2025 worden gepubliceerd. ‘Data hebben we nu nog niet. Wel zijn er schepen die al wat langer op FAME varen en daar lijken zich vooralsnog weinig problemen voor te doen. Maar dat is op dit moment eigenlijk het enige wat we over het gebruik van FAME in de binnenvaart kunnen zeggen.’

Praktijkproef moet vragen over FAME beantwoorden | Schuttevaer.nl
Scheepsmotoren Event

Praktijkproef moet vragen over FAME beantwoorden

Acht schepen gaan onder toezicht van TNO een jaar lang varen op verschillende FAME-blends. Deze biobrandstof wordt gezien als belangrijke verduurzamingsmogelijkheid voor de binnenvaart. Maar het product heeft een slecht imago. Het zou motorproblemen veroorzaken. Het TNO-onderzoek moet daarin verandering brengen.

Tanker Vlissingen van de VT Group was al eens negen maanden hoofdrolspeler in een pilot over Fame. Foto VT Group

Jesse de Boer houdt zich als scientist innovator bij TNO onder meer bezig met biobrandstoffen. Tijdens het Scheepsmotoren Event op 26 september zal hij vertellen over de praktijkproef met FAME-blends voor de binnenvaart, waar hij als coördinator bij is betrokken. Dat onderzoek in opdracht van Infrastructuur en Waterstaat moet inzichtelijk maken in welke samenstellingen en onder welke omstandigheden deze biodiesel het beste werkt op binnenvaartschepen.

‘TNO zet in op verduurzaming van transport en voor de binnenvaart is biobrandstof daar een belangrijk aspect van’, legt De Boer uit. ‘FAME kan, als goedkopere biobrandstof dan bijvoorbeeld HVO, een voorname rol spelen in de verduurzaming van de binnenvaart. Zeker met blends waarin meer dan 7% wordt bijgemengd. Tegelijk spelen er nog veel vragen omtrent FAME en we moeten dus goed onderzoeken hoe je er in de praktijk het beste mee kunt omgaan.’

Brandstofleveranciers

Het onderzoek richt zich daarom vooral op het varen op hogere blends FAME. Mochten hierbij problemen ontstaan, dan wordt van de onderzoekers verwacht dat ze ook oplossingen bedenken.

Bij het onderzoek zijn niet alleen acht schepen betrokken maar ook drie brandstofleveranciers: FincoEnergies, Catom en Den Hartog. Naast diverse van hun eigen tankschepen doen er ook een aantal van de VT Groep mee aan de proef. ‘Telkens als deze schepen bunkeren wordt een monitoringsformulier ingevuld. Zo verzamelen we informatie over parameters die voor ons onderzoek van belang zijn’, vertelt Boer. Voorbeelden van die parameters zijn de olieverversingstermijn, de draaiuren van de motoren, de gebunkerde volumes en de frequenties waarmee filters moeten worden vervangen.

‘Aanvullend worden visuele inspecties gedaan, onder meer van brandstoffilters, om na te gaan of  sprake is van aanslag of vervuiling. Daarnaast voeren externe partijen regelmatig brandstofanalyses uit. Wij verzamelen al die gegevens om ze vervolgens te kunnen analyseren’, aldus De Boer.

Seizoensinvloeden

Het is volgens De Boer nu nog te vroeg om iets over de uitkomsten te zeggen. Het project duurt een jaar, zodat alle vier seizoenen er met hun eigen invloeden op het gebruik van de FAME-blends in worden meegenomen. Naar verwachting kunnen de resultaten eind 2025 worden gepubliceerd. ‘Data hebben we nu nog niet. Wel zijn er schepen die al wat langer op FAME varen en daar lijken zich vooralsnog weinig problemen voor te doen. Maar dat is op dit moment eigenlijk het enige wat we over het gebruik van FAME in de binnenvaart kunnen zeggen.’