‘Sleepschip biedt goedkoopste tonnen’

Het sleepschip Colorado van schipper Bertus Frederiks ligt al jaren aan de Minervahavenweg in Amsterdam en vaart tegenwoordig vrijwel alleen nog in de haven om restpartijen uit zeeboten in te nemen. Dankzij de krachtige kopschroef is er geen dure duwboot nodig.

'Sleepschip biedt goedkoopste tonnen'
  • Echtpaar Frederiks 24 uur per dag oproepbaar

Door

Heere Heeresma jr.

Waarom heeft Frederiks de Colorado vernoemd naar een rivier in Amerika waarop je alleen met een kano kunt varen? ‘Omdat er in de Coloradorivier goud werd gevonden.’ En, heeft hij goud gevonden? ‘Een heel klein nuggetje.’

Frederiks is op de Colorado begonnen in 1972, op 23-jarige leeftijd. ‘Mijn vader heeft 18 jaar op dit schip als zetschipper gevaren, ik twee jaar. Toen kwam hij te koop en heb ik besloten hem te kopen.’

De Colorado werd als de Sotay Aznor 1 in 1923 in een koppeltje van drie gebouwd op de Merwedewerf in Hardinxveld. Opdrachtgever was een Spaanse rederij die de schepen gebruikte om kolen uit Duitsland naar Den Helder te varen. ‘Hij is gebouwd om over Purmerend te varen, een zeldzaamheid voor een schip van 1010 ton. Hij is 62 meter en je kunt met maximaal 64 meter schutten in Purmerend. Toentertijd keken de mensen ook al naar de centjes, want via de Zaan moest je betalen en via Tolhuis was het gratis. In de crisistijd is hij verkocht aan de familie Wolthuis uit Groningen en toen heette hij Trio, want het waren drie broers. En toen heb ik hem Colorado genoemd en dat blijft hij tot zijn eind. Of niet.’

Geduld

Frederiks vaart de Colorado samen met zijn echtgenote Carla. De Colorado ligt tussen andere sleepschepen aan een steiger aan de Minervahavenweg op een steenworp afstand van de IGMA. In opdracht van een bevrachter doet Frederiks op- en overslagwerk, waarvoor hij 24 uur per dag oproepbaar is. ‘We zijn een drijvend pakhuis. Hoofdzakelijk voor diervoeders uit zeeboten bij de IGMA.’

Hoe zag de sleepschipperij eruit toen Frederiks ermee begon in 1972? ‘Goed. We hebben er altijd een goede boterham mee verdiend. We voeren overal in Nederland. Het Maasgebied niet zo, maar wel Twente en Groningen.’

Hoe voelde dat, afhankelijk zijn van een sleepboot? ‘Het was in die tijd heel normaal. Het was ook een heel ander vak. Ik durf rustig te zeggen dat wij makkelijker met een motorschip kunnen varen dan iemand van een motorschip met een sleepschip. Ik wil ze niet allemaal over een kam scheren, maar bij de meeste motorschepen zit het hekanker vastgeroest en bij ons is het werkend, omdat je het nog veel gebruikt.’

Maar ook vroeger moest vaak snel op een opdracht worden gereageerd. Hoe ging dat als je eerst een sleepboot moest regelen? ‘Als er in het beursgebeuren een reis kwam voor "heden direct", dan ging die meestal naar een motorschip. Of je moest natuurlijk een klein bootje bij je sleepschip hebben. Maar anders was het laden voor de volgende dag. Had je tijd om in de haven een sleepboot te regelen. En als je klaar was met laden liet je je op de wind naar een plekje drijven. Je moet gewoon geduld hebben. En sommige mensen hadden een klein benzinemotorretje in de roeiboot. Ik heb een roeiboot met 28 pk en daarmee kan je hem ergens naartoe douwen. En sinds 16 jaar hebben we een roosterboegschroef met een DAF van 370 pk erin staan. De IGMA en de Amerikahaven doen we allemaal op de kopschroef. Je loopt zo’n krappe 10 kilometer, maar bij die snelheid werkt dat grote roer perfect. Het is wel een vak apart. Je moet durven.’

Laaiklaar

Frederiks schat dat er nog 20 actieve sleepschepen zijn en ziet er geen opvolging voor. ‘De jeugd wil het niet, het is ouwelullenwerk. Als je wilt varen en je horizon verbreden, moet je niet op een sleepschip gaan zitten. En hoewel het nog allemaal goeie schepen zijn met economisch de goedkoopste tonnen, omdat je niet aan bepaalde eisen voor motorschepen hoeft te voldoen, willen de banken een schip uit de eerste helft van de vorige eeuw niet financieren. Goedkoop voor opslag dan, want het duwloon is te hoog geworden om rendabel reizen mee te varen.

‘Eigenlijk is het varen met een sleepschip opgehouden sinds er geen sleepboten meer zijn. Dat waren vaak man-vrouwbedrijven en die zijn ermee opgehouden. Duwboten hebben vier man aan boord, twee man zeker, en varen per uur. De kosten liggen dan zo hoog dat wij of een reder niks meer verdienen.’

De kracht van het sleepschip ligt volgens Frederiks in het opslagwerk in de haven. ‘Een restpartij van 60 ton ga je niet in een duwbak van 2500 ton gooien. Voor een duwbak moet eerst een duwboot worden besteld. Misschien moet er personeel komen om hem schoon te maken. Bij ons is altijd twee man aan boord. Als de telefoon gaat kunnen wij binnen een halfuur overal in de haven zijn. Leeg zijn we altijd laaiklaar, schoon voor alle producten. Ik zie nog werk voor sleepschepen, bij een fabriek of als duwbak, maar je moet er het juiste poppetje voor vinden.’

‘Sleepschip biedt goedkoopste tonnen’ | Schuttevaer.nl

‘Sleepschip biedt goedkoopste tonnen’

Het sleepschip Colorado van schipper Bertus Frederiks ligt al jaren aan de Minervahavenweg in Amsterdam en vaart tegenwoordig vrijwel alleen nog in de haven om restpartijen uit zeeboten in te nemen. Dankzij de krachtige kopschroef is er geen dure duwboot nodig.

'Sleepschip biedt goedkoopste tonnen'
  • Echtpaar Frederiks 24 uur per dag oproepbaar

Door

Heere Heeresma jr.

Waarom heeft Frederiks de Colorado vernoemd naar een rivier in Amerika waarop je alleen met een kano kunt varen? ‘Omdat er in de Coloradorivier goud werd gevonden.’ En, heeft hij goud gevonden? ‘Een heel klein nuggetje.’

Frederiks is op de Colorado begonnen in 1972, op 23-jarige leeftijd. ‘Mijn vader heeft 18 jaar op dit schip als zetschipper gevaren, ik twee jaar. Toen kwam hij te koop en heb ik besloten hem te kopen.’

De Colorado werd als de Sotay Aznor 1 in 1923 in een koppeltje van drie gebouwd op de Merwedewerf in Hardinxveld. Opdrachtgever was een Spaanse rederij die de schepen gebruikte om kolen uit Duitsland naar Den Helder te varen. ‘Hij is gebouwd om over Purmerend te varen, een zeldzaamheid voor een schip van 1010 ton. Hij is 62 meter en je kunt met maximaal 64 meter schutten in Purmerend. Toentertijd keken de mensen ook al naar de centjes, want via de Zaan moest je betalen en via Tolhuis was het gratis. In de crisistijd is hij verkocht aan de familie Wolthuis uit Groningen en toen heette hij Trio, want het waren drie broers. En toen heb ik hem Colorado genoemd en dat blijft hij tot zijn eind. Of niet.’

Geduld

Frederiks vaart de Colorado samen met zijn echtgenote Carla. De Colorado ligt tussen andere sleepschepen aan een steiger aan de Minervahavenweg op een steenworp afstand van de IGMA. In opdracht van een bevrachter doet Frederiks op- en overslagwerk, waarvoor hij 24 uur per dag oproepbaar is. ‘We zijn een drijvend pakhuis. Hoofdzakelijk voor diervoeders uit zeeboten bij de IGMA.’

Hoe zag de sleepschipperij eruit toen Frederiks ermee begon in 1972? ‘Goed. We hebben er altijd een goede boterham mee verdiend. We voeren overal in Nederland. Het Maasgebied niet zo, maar wel Twente en Groningen.’

Hoe voelde dat, afhankelijk zijn van een sleepboot? ‘Het was in die tijd heel normaal. Het was ook een heel ander vak. Ik durf rustig te zeggen dat wij makkelijker met een motorschip kunnen varen dan iemand van een motorschip met een sleepschip. Ik wil ze niet allemaal over een kam scheren, maar bij de meeste motorschepen zit het hekanker vastgeroest en bij ons is het werkend, omdat je het nog veel gebruikt.’

Maar ook vroeger moest vaak snel op een opdracht worden gereageerd. Hoe ging dat als je eerst een sleepboot moest regelen? ‘Als er in het beursgebeuren een reis kwam voor "heden direct", dan ging die meestal naar een motorschip. Of je moest natuurlijk een klein bootje bij je sleepschip hebben. Maar anders was het laden voor de volgende dag. Had je tijd om in de haven een sleepboot te regelen. En als je klaar was met laden liet je je op de wind naar een plekje drijven. Je moet gewoon geduld hebben. En sommige mensen hadden een klein benzinemotorretje in de roeiboot. Ik heb een roeiboot met 28 pk en daarmee kan je hem ergens naartoe douwen. En sinds 16 jaar hebben we een roosterboegschroef met een DAF van 370 pk erin staan. De IGMA en de Amerikahaven doen we allemaal op de kopschroef. Je loopt zo’n krappe 10 kilometer, maar bij die snelheid werkt dat grote roer perfect. Het is wel een vak apart. Je moet durven.’

Laaiklaar

Frederiks schat dat er nog 20 actieve sleepschepen zijn en ziet er geen opvolging voor. ‘De jeugd wil het niet, het is ouwelullenwerk. Als je wilt varen en je horizon verbreden, moet je niet op een sleepschip gaan zitten. En hoewel het nog allemaal goeie schepen zijn met economisch de goedkoopste tonnen, omdat je niet aan bepaalde eisen voor motorschepen hoeft te voldoen, willen de banken een schip uit de eerste helft van de vorige eeuw niet financieren. Goedkoop voor opslag dan, want het duwloon is te hoog geworden om rendabel reizen mee te varen.

‘Eigenlijk is het varen met een sleepschip opgehouden sinds er geen sleepboten meer zijn. Dat waren vaak man-vrouwbedrijven en die zijn ermee opgehouden. Duwboten hebben vier man aan boord, twee man zeker, en varen per uur. De kosten liggen dan zo hoog dat wij of een reder niks meer verdienen.’

De kracht van het sleepschip ligt volgens Frederiks in het opslagwerk in de haven. ‘Een restpartij van 60 ton ga je niet in een duwbak van 2500 ton gooien. Voor een duwbak moet eerst een duwboot worden besteld. Misschien moet er personeel komen om hem schoon te maken. Bij ons is altijd twee man aan boord. Als de telefoon gaat kunnen wij binnen een halfuur overal in de haven zijn. Leeg zijn we altijd laaiklaar, schoon voor alle producten. Ik zie nog werk voor sleepschepen, bij een fabriek of als duwbak, maar je moet er het juiste poppetje voor vinden.’